Op 21 juli jl. heeft een gesprek (‘middags) plaatsgevonden tussen twee ambtenaren van het stadsdeel en een bestuurslid WBK en adviseur van het Landelijk Woonschepen Overleg over de klacht betreffende de afhandeling van de art. 31 ligplaatsen. Het is verbazingwekkend dat op 22 juli het antwoord op de afhandeling van de klacht al in de brievenbus lag (zie verder in de krant – pagina’s 16 en 17). Dat dit gesprek niet zou leiden tot oplossing van de klacht was al snel duidelijk, omdat het stadsdeel (ambtenaren) niet op relevante feiten en vragen wilde ingaan. Het gaat hier ons inziens niet om een verschil in standpunt, maar om het feit dat het stadsdeel niet wil uitleggen waarom er geen uitvoering wordt geven aan art. 88 van de Huisvestingswet. Hierin heeft de wetgever uitdrukkelijk beoogd dat de rechten zoals in art. 31 van de Woonschepen Wet vastgelegd worden voortgezet en dat houdt in dat de vergunningvrije ligplaats blijft gehandhaafd. Ons standpunt dat het verzoek om een ligplaatsvergunning aan te vragen prematuur is omdat de Verordening op de Haven in het Binnenwater (VHB) aangeeft dat de aangewezen ligplaatsen (art. 31) vergunningvrij zijn, werd geantwoord dat niet aan het Dagelijks Bestuur gezegd wordt dat ze het verkeerd zouden hebben gedaan en dat vanuit het stadsdeel aan de centrale stad inmiddels is verzocht om dit artikel uit de verordening te schrappen. Het voorstel om art. 2.2. (aangewezen ligplaatsen) uit de VHB te schrappen, blijkt dus niet vanuit de stad te komen zoals wordt gesuggereerd maar vanuit het stadsdeel Noord. Voor de lange termijn van vier maanden die gehanteerd is om de brieven te beantwoorden is geen excuses aangeboden maar omdat er wat heen weer is gepraat per e-mail met ambtenaren, is excuses volgens het stadsdeel niet aan de orde. Leuk bedacht maar het kan toch ook niet zo zijn dat wat heen en weer gepraat met ambtenaren via e-mail, in de plaats kan treden van een officieel beargumenteerd antwoord van het Dagelijks Bestuur. Het is ook onjuist dat er een overleg met ambtenaren en leden van het WBK en adviseur over dit onderwerp heeft plaatsgevonden.
Omdat het gesprek en de brief van 22 juli jl. geen oplossing hebben geboden, is op 12 augustus aan de Gemeentelijke Ombudsman verzocht onze klacht in behandeling te nemen. Van de Gemeentelijke Ombudsman is op 30 augustus een bevestiging gekomen waarin wordt geconstateerd dat wij met name bezwaar maken tegen het verzoek van het stadsdeel om een ligplaatsvergunning aan te vragen. Daarbij is medegedeeld dat om te kunnen beoordelen of een onderzoek mogelijk dan wel zinvol is, vooronderzoek noodzakelijk is en dat we daarover nader bericht zullen ontvangen. De zaak ligt nu bij de Ombudsman. Van het verdere verloop houden wij u op de hoogte.